Scheepsjournaal "Drentse Praam": Scheepsnamen
07 April, 2021
Rehoboth door de eeuwen heen
Scheepsnamen
Een schip mag niet deelnemen aan de scheepvaart indien hierop geen kenmerk of naam is aangebracht.
Ook de naam en woonplaats van de eigenaar moeten op een zichtbare plaats zijn vermeld.
Aldus het Binnenvaartreglement.
De schipper is vrij in het kiezen van de naam van zijn vaartuig.
Meestal wil de schipper met de benaming iets uitdragen.
De één noemt het schip naar zijn lieve echtgenote.
De ander brengt er zijn doelstelling mee naar voren.
Bij voorbeeld VIOS: ‘vooruitgang is ons streven.
Of DENZO: ‘dag en nacht zondags ook’.
Ook kom je namen, met een bijzondere betekenis, tegen die men uit de Bijbel heeft gehaald.
Familie Kleine
Willem Kleine leefde van 1810 tot 1869.
Zijn beroep is niet bekend.
In 1851 werd zijn zoon Jan geboren en overleed in 1932.
Jan was schipper en heeft met een Hoogeveense praam gevaren.
Jan noemde zijn schip Rehoboth.
Het betekent: ‘God heeft ruimte gemaakt’. (Genesis 26:22) Vanuit een beklemmende situatie komt er ruimte om je bedrijf uit te oefenen.
Het is aannemelijk dat Jan met turf gevaren heeft.
Hij maakte de omwenteling mee van houten pramen naar stalen schepen.
Kleine laat in 1911 een klipperaak (146 ton) van staal bouwen op scheepswerf Peters in Dedemsvaart.
In 1928 is de Rehoboth eigendom van zijn zoon Willem (1894-1973).
De vaart verandert.
Er wordt een beurtdienst onderhouden van Hoogeveen – Rotterdam v.v.
Het schip wordt in 1959 verkocht.
Kleine gaat aan wal en woont in de Notaris Mulderstraat in Hoogeveen.
Willem en zijn vrouw Siena krijgen vijf zoons en één dochter. Alle zonen worden binnenvaartschipper.
Opvallend is dat zoon Jantinus zijn schip ook Rehoboth noemt.
Hij heeft verschillende schepen gehad, steeds grotere.
De naam op alle schepen bleef hetzelfde.
Ook Jantinus, getrouwd met Els Kleine een Hoogeveense schippersdochter, krijgen kinderen.
Eén van zijn zoons heet Wim (1968).
Ook Wim wordt schipper.
Er zijn twee soorten schippers.
De één is alleen vervoerder, de ander is ook ondernemer.
De jongste generatie
Dat laatste geldt voor Wim Kleine
Hij heeft diverse schepen laten bouwen.
De casco’s werden gebouwd in China en in Nederland afgebouwd.
Het schip waar hij nu mee vaart is in 2018 gebouwd.
De lengte is 110 meter en de breedte 11,45 m.
Het laadvermogen is 3332 ton.
Het schip is van alle moderne middelen voorzien.
Het is groot en stabiel.
Je zou zeggen daar kan niets met misgaan.
En toch… het is donderdag 11 maart 2021.
De Rehoboth is ‘s morgens vroeg van Harlingen over het Wad naar Kornwerderzand gevaren.
Het schip is geladen met zout voor België.
Er staat een windkracht 7.
Rijkswaterstaat voorspelt een golfhoogte van 80 cm.
Geen reden om niet verder te varen.
Maar de wind trekt aan tot 9 beaufort.
Er komen onderweg uitschieters naar 11.
Ook de golven worden veel hoger.
Het water komt op de luiken.
Door het gewicht van het water bezwijken deze.
Het gevolg is dat het schip begint te zinken.
Schipper Kleine besluit terug te varen.
Een passerende mosselkotter gaat naast de Rehoboth aan de windzijde varen.
Hierdoor heeft het schip minder last van de hoge golven. Toch dreigt het schip te zinken.
Een reddingsboot haalt een aantal mensen van boord. Uiteindelijk zet de schipper zijn schip op een zandbank bij Makkum om verder zinken te voorkomen.
Met pompen weet men de machinekamer droog te houden. Nadat de wind is gaan liggen wordt het water uit het ruim gepompt.
Het schip drijft weer en vaart op eigen kracht naar Harlingen om de lading te lossen en het onderwaterschip te inspecteren.
Rehoboth, met deze naamgeving wil de schipper iets zeggen van zijn overtuiging!
Hij zal dankbaar zijn dat het zo is afgelopen!
Scheepsjournaal "Drentse Praam": Vriendentrouw
03 March, 2021
Op de Amstel in Amsterdam tegenover Carré ligt de aak Vriendentrouw.
Een mooi gaaf scheepje.
Het is een zogenaamde hagenaar.
Die benaming is gekoppeld aan de afmetingen van het schip.
Met dit formaat schip kon men vroeger in Den Haag komen.
Het laadvermogen was 110 ton.
Het schip werd in 1906-1907 gebouwd.
Tien jaar later werd de Hoogeveense schipper Johannes Ooms (1868-1956) eigenaar van het schip.
Het gezin van Johannes en Trijntje Ooms-Kikkert bestond uit vijf zoons en twee dochters.
Johannes had hiervoor een houten praam.
Dus was dit een grote verbetering, alleen al als het om lekkage ging.
Een stalen schip was waterdicht, een praam nooit.
De Vriendentrouw was een snel en stabiel schip.
Als men verwaaid in Schokland op beter weer lag te wachten, was Johannes altijd één van de eersten die vertrok richting Amsterdam.
Beurtvaart
Schipper Ooms onderhield een beurtdienst vanuit Klazienaveen naar Amsterdam en omgeving.
Men vervoerde turfmolm vanuit Drenthe naar de Rijtuigen Maatschappij aan de Overtoom in Amsterdam.
De turfmolm werd gebruikt in de paardenstallen.
Retour werd er lading ingenomen voor de bakkers, die op de route Zwartsluis naar Klazienaveen woonden.
Men vervoerde meel, suiker, chocolade, bonen, stroop, rijst enz.
Daarnaast werd er ook marmer voor steenhouwerij de Willigen in Hoogeveen vertransporteerd.
Die retourvrachten pikte Ooms op via verschillende bevrachters zoals Braakman en Co aan de Kromme Waal 32 in Amsterdam.
De lading voor Drenthe lag daar dan op dekschuiten te wachten.
Ook op de Zaan had hij diverse connecties, zoals de Fa. Bets en Zonen.
Trouwe Hulp
De Vriendentrouw was een zeilschip.
Was er geen wind dan moest het getrokken worden.
Op de foto dobbert de Vriendentrouw op een bijna windstille Zuiderzee.
Door met de roeiboot vooruit te varen maakte een zoon deze foto.
Het was een enorme verbetering toen men begin jaren ’30 een opduwer aanschafte.
Dat was een klein bootje met een negen pk Bronsmotor er in.
Het kreeg de naam Trouwe Hulp.
Vanaf dat moment was men niet meer windafhankelijk.
Die verbetering was merkbaar in het feit dat de beurtdienst één keer per 14 dagen werd gevaren.
Daarvoor was het één keer per drie weken.
In 1943 stopte Johannes Ooms met varen en ging met zijn vrouw en jongste dochter aan het Schut wonen in Hoogeveen.
Zijn zoon Arend heeft de beurtdienst tot 1952 in stand gehouden.
Communicatie op rijm
Johannes Ooms liet via de pers nog weleens van zich horen.
Dan schreef hij zijn verhaal in dichtvorm.
In 1921 wordt hij gevraagd in het hoofdbestuur van de Algemene Schippersbond.
Een deel van zijn reactie:
Geacht bestuur, geachte leden, van ‘d Algemene Schippersbond.
Ik stond met verwondering te kijken, toen ik mijn naam geschreven vond.
Ziet: Hoogeveen en Meppel stelden, ‘m als candidaat voor ’t hoofdbestuur.
Ik dacht hoe hebben het die Heren? Daarvoor ben ik toch geen figuur.
Ik dank die Heren voor ’t vertrouwen, ik dank hen nederig voor de eer.
Maar ‘k wil hun toch in ernst verzoeken, ach kies mij in ’t vervolg niet weer!
In achtenzestig dom geboren, daarna onnozel opgebracht.
Kan ‘k immers daar nooit presteren, wat daar van mij wel wordt verwacht.
Ik kan wel mijn sigaartje roken, ik lust ook wel een pot bier.
Ik kan ook wel een versje rijmen en dat brengen op papier.
Maar om daar in ’t bestuur te zitten en wikken daar bij wel en wee,
en brouwen daar van toekomstplannen van onze grote A.S.B.
Neen, werkelijk, geachte leden, hoe mooi, hoe groot die eer mag zijn,
met zulk een taak op mijne schouders, daarvoor acht ik mij veel te klein.
Bron: Hennie Florijn